Tachtig procent van de klanten waren van Joodse afkomst. |
Ik was brood- en banketbakker en had een zaak in de Hugo de Grootstraat in Amsterdam vanaf 1947. Maar onze woning was te klein geworden. We waren al 5 jaar getrouwd toen mijn oom bij me kwam.
Hij had een broodbakkerij in de Maasstraat, Van de Berg. Hij was bevriend met de heer M. Gallasch, eigenaar van Oase, die gestorven was en zijn weduwe wilde naar Israël. De Oase in de Geleenstraat 1 was te koop.
Het bedrijf bestond uit een Duitse konditorij en een ijsbuffet met lunchroom. Tachtig procent van de klanten waren van Joodse afkomst. Er was ook een woning bij, die was om de hoek in de Maasstraat.
Mijn vrouw vond de woning groot genoeg, dus na veel moeite en problemen met de woning, die geen bedrijfswoning was, kochten wij de zaak. Na een half jaar bleek dat veel van mijn klanten gingen emigreren naar Amerika en Israël.
Wij zagen de omzet dalen en vatten het plan op om de konditorij te sluiten en patat te gaan verkopen. Dat was in die tijd erg moeilijk, want in het deftige zuid kreeg ik van de burgemeester geen toestemming.
Maar ik ging door met verbouwen en liet de keuringsdienst en de brandweer komen om alles te controleren en ik kreeg toestemming via de Hoge Raad. We gingen starten. Naar de boeren in de Haarlemmermeerpolder om de grote aardappelen te kopen.
In die tijd was dat varkensvoer. De tonnen aardappelen sloeg ik op achter de zaak en we kochten een aardappelkrabmachine, een fritesnijder en elektrische frituurovens. En zo begonnen we ook met kroketten, nierbroodjes, kip- en kaaskroketten, alle soorten slaatjes en kippen van het spit.
Het ijs was al bekend door heel Amsterdam. Mijn voorganger had een goed recept voor alle soorten ijs. Ik maakte in het achterste deel van de zaak een restaurant met open keuken. Het werd een drukke bedoening maar we werkten met plezier en alles maakten we zelf! In 1978 moest ik stoppen in verband met versleten knieën.
Door Harry Ruhe
De familie Gallasch. Adres van de familie Gallasch in oorlogstijd: Roerstraat 99 (tot 1939), toen Maasstraat 100/1 (tot deportatie). De familie Gallasch had een vrienschapsband met de familie Frank.
Dochter Ursul was bevriend met de zuster van Anne, Margot. Hun zoon Hans was twee jaar jonger dan Anne. Net zoals de familie Frank waren zij Joodse vluchtelingen uit Duitsland (zij emigreerden in 1935).
In 1936 richtte het hoofd van de familie, Maximum, de ijssalon Oase op. In 1943 werd de familie Gallasch weggehaald en naar Westerbork gedeporteerd. In de tweede helft van 1944 ontsnapten vier familieleden uit Westerbork en overleefden de oorlog door onder te duiken in de huizen van vier christelijke families. Maximum Paul Josef Gallasch (geboren 1 maart 1900) stierf aan een hartaanval in 1948.
Oase. Een Joodse ijssalon en tearoom die favoriet onder de buurtbewoners was. Anne maakt tenminste drie keer melding van een bezoek aan de ijssalon voorafgaand aan de onderduikperiode. Samen met de ijssalons Delphi en Koco werden er in Oase slechts Joden toegelaten. Hanneli Goslar schreef in haar boek dat in 1942 een roomijsje twaalf centen kostte.
Oase was één van Anne Franks favoriete ijssalons. Anne Frank schrijft op 20 juni 1942 dat zij graag met haar vriendinnen, na het pingpongen bij Ilse Wagner thuis, een ijsje gaat eten bij de Oase. Daar mochten Joden nog komen. Meestal was er een aanbidder die hun het ijsje aanbood.
Geschreven door Harry Ruhe / foto