De Amsterdamse Loe Lap

loelap artikel Een uitgenaste jongen, een sjacheraar, Loe Lap is de naam in de volksmond.

Hij verkocht parachutes en zei: 'Als de parachute niet opengaat, komt u maar terug'.

De zaken liepen zo goed dat Lap een winkel in de binnenstad opende in de Reguliersbreestraat, toen een chique straat met veel luxe zaken. Sigarenhandelaar John Andringa, nog altijd gevestigd op de hoek bij de Munt: 'Je had hier luxe herenmode zaken, luxe schoenen, parfumerieën. Dat werk.

House of England, verderop Parapluie Française, naast Repko, een beroemde herenmodezaak, daar werden heren in het pak gehesen. Hiernaast parfumerie Apollo, nu een tatoeagewinkel'.

De dumpzaak was een vreemde eend in de bijt, bevestigt Mario Lap. Het pand huisvestte eerder Heck’s Automatiek, op meerdere verdiepingen. Andringa: 'Als-ie andere handel had gedaan, was hij een sieraad voor de straat geweest.

Maar toch: Lap was een aimabel mens en een rasechte Amsterdammer. Het was een oude moppentapper. En voor zover ik weet altijd goed voor zijn personeel. Een handig iemand, een uitgenaste jongen'.

Van de winkels uit de tijd dat Loe Lap in de Reguliersbreestraat zat, zijn er hooguit nog enkele over. Niet alle winkeliers die hem destijds gekend hebben, zijn genegen uitgebreid herinneringen aan Lap op te halen.

Ze hebben geen herinneringen of het commentaar is kort: 'Een sjacheraar'. Lap haakte in op de veranderende tijdgeest en beïnvloedde die ook met zijn non-conformistische handel. Mario Lap: 'Die pukkels waren eigenlijk een randartikel. Om de walkietalkies hoorde een draagtas, een ransel. Dát waren de pukkels. Ik maakte er een schooltas van en dat deden meer jongeren. Geen scholier wilde meer zo’n duffe leren schooltas. Het werd hip.

Zo ging het ook met de Afghaanse jassen. Mijn vader riep: ‘We gaan geen kamelenstront verkopen'! Je rook schapenstront, dat zat in die haren. Letterlijk, hele klonten. Het stonk een uur in de wind. Maar we zetten een advertentie op de voorpagina en whooom… het werd een rage'.

De dumpzaak als een soort veredeld Waterlooplein. Oude en tweedehands spullen werden niet langer uit armoede gekocht. Armoede had Lap zelf in zijn leven zeker gekend. Volgens eigen zeggen waren zijn ouders arm, maar niet zeer arm. Het gezin telde vijf kinderen, waarvan twee zeer jong overleden.

Loe Lap groeide op in de vooroorlogse Jodenhoek. Hij zou geboren zijn boven de synagoge in de Lange Houtstraat, de plek op het Waterlooplein waar nu het stadhuis staat. Zijn vader was sigarenhandelaar, maar had geen winkel. Het was kleinhandel, hij reisde naar de productiecentra in Gelderland en Brabant om inkopen te doen. Later ging zoon Loe mee.

De oorlog kwam. 'Mijn vader moest al vroeg onderduiken', zegt Mario Lap. 'Als één van de eersten was hij op de transportlijsten gezet'. Hij was al jong politiek bewust, las kranten, mogelijk ook Mein Kampf en wist min of meer wat er zou kunnen gaan gebeuren.

Het verhaal wil dat hij nog vóór de bezetting tickets had gekocht voor de boot. Naar Engeland of naar de VS, dat is niet meer te achterhalen. Maar de familie wilde niet vluchten. Het zou wel los lopen en Loe Laps vader kon geen afscheid van Amsterdam nemen.

Lap zat ondergedoken op de Da Costakade 13 (tijdens de bezetting Gouverneurskade geheten), op driehoog, bij een zus van zijn latere vrouw en haar echtgenoot, een timmerman/stukadoor. Het was een kinderloos echtpaar, een veilig onderduikadres. Kinderen konden immers hun mond voorbijpraten. Lap heeft zo’n drie jaar ondergedoken gezeten.

Schoonzoon René Görtzen vult aan: 'Niemand wist dat. Zomer 1942 vertrok hij met een rugzak van de Kloveniersburgwal 45-I, waar hij van zijn ouders afscheid nam, naar het Centraal Station, naar de deportatietrein.
Zogenaamd, want hij ging niet. Hij dook onder'.

Mede dankzij een voorraad tabak kwam Lap zijn onderduiktijd door. Dat was zijn kapitaal. Tabak was goud waard op de zwarte markt. Pal na de oorlog trouwde Lap in 1946 met Josje van den Heuvel (1914-2004). Ze hadden elkaar voor de oorlog leren kennen; het in 1941 geplande huwelijk was uitgesteld.

Josje was een niet-Joodse vrouw uit een katholiek gezin. Haar bruidsjurk zou van de dunne, glanzende stof van parachutes zijn gemaakt. Zij leerde Lap na de bevrijding weer lopen. Door het jarenlange gedwongen binnen blijven, was hij stram en stijf geworden. Op sloffen schuifelde hij aan de arm van zijn (aanstaande) vrouw over straat. Zelf zei Lap: 'Ik ben tweemaal geboren, in 1914 en in 1945'.

Maar niet lang daarna gooide hij zich weer met bravoure in de strijd om het bestaan. Als handelaar haalde hij capriolen uit om brood op de plank te krijgen. ’s Ochtends vroeg toog Lap naar het Centraal Station.

Met een lege koffer. Dan was het de truc om naast een andere handelaar op het perron plaats te nemen. En dan maar ‘sjmoezen’, praten, kletsen: ' Ook naar Maastricht? Om schoenen te verkopen? Maar dat ga ik ook doen!
Zeg luister, we moeten elkaar natuurlijk niet kapot concurreren…'

Waarop Lap voorstelde om zíjn koffer in Amsterdam te laten en ‘hun’ waar gezamenlijk als handelsreiziger aan de man te brengen. Aan het eind van de dag werd dan de buit verdeeld!

2015 - 2025 Vrouwtotaal